Een laatste ode

Joke, een laatste ode


Elke ochtend als ik met mijn fiets passeer langs de weide waar de kudde staat, tel ik de paarden. Het is een gewoonte, een ritueel. Even checken of ze er allemaal zijn, even erkennen dat ze er zijn. Ze is er al even niet meer en toch betrap ik mezelf er nog af en toe op dat ik voor een fractie van een seconde denk dat ik een paard te weinig tel. Dan realiseer ik mij dat het Joke is die ik zoek. Onbewust verwacht ik haar. Het is alsof mijn hoofd weet dat ik haar niet zal zien maar mijn hart het keer op keer vergeet. Dat noemen ze dan missen, denk ik. Op deze momenten moet ik denken aan de Franse uitdrukking ‘tu me manque’. Vrij te vertalen als ‘jij ontbreekt mij’. Iets of iemand die ontbreekt, een verwijzing naar de afwezigheid, de ruimte die ooit gevuld werd en nu leeg is. Dàt is wat ik voel.

 

Hoewel ze niet het grootste paard was, kon Joke ruimte innemen als geen ander. Ze was een wijs paard met een bijzondere portie doorzettingsvermogen en verbluffende communicatievaardigheden. Daarnaast had ze een groot verantwoordelijkheidsgevoel, zowel naar haar kudde als in het werken met mensen. Joke was een no-nonsense paard dat er haar eigen ideeën op nahield en beslissingen niet zomaar aan een ander overliet.

 

Hoewel ik graag geloof dat we elkaar goed kenden, we brachten dan ook vele uren per week samen door, liet ze me ook op het einde van haar leven nog af en toe verbaasd staan.

 

Zo herinner ik mij een zaterdagochtend, nog maar een paar maanden geleden… Ik kwam haar weide binnen om te zien of ze mee wou komen naar de therapie-weide. Zoals gewoonlijk werd ik met enthousiasme door haar begroet. Ik deed haar touwhalster om en vroeg haar mee te komen. Ondanks haar enthousiasme, volgde ze mij niet… Ze bleef staan en keek mij aan, haar voeten een beetje ingezakt in de modder. Een tikkeltje verwonderd dat ze niet gewoon was meegekomen, probeerde ik het opnieuw. Ik stapte naar haar toe, gaf haar een krabbel onder haar manen, daar waar ze het fijn vond, en ik vroeg haar: “Kom je meedoen, Jo?” Ik nam enkele passen in de richting van de uitgang. Opnieuw bleef ze staan. Ik draaide mij om maakte oogcontact: “Kom je mee, Jo?” riep ik. Ze zette enkele pasjes maar niet in mijn richting. Ondertussen stond ik tot over mijn enkels in de vette kleigrond die doordrenkt was van de aanhoudende regen. Joke stond iets droger dankzij het steenpuin dat vorige zomer naast de schuilstal gestort was. Voorzichtig wandelde ze in de richting van de omheining tussen haar weide en die ernaast. Een beetje verbaasd keek ik toe en vroeg me af wat die gekke oude knol nu weer van plan was. Ze ging zeer beslist aan de draad staan en keek mij opnieuw aan. Ik stond op het punt om te protesteren (ja ik had soms intense discussies met die merrie, niet dat ik ze ooit won) toen ik ineens besefte dat waar zij stond ook een ‘uitgang’ was. De draden die beide weides van elkaar onderscheiden, konden namelijk op die exacte plek waar zij stond open… En vlak ernaast was ook de uitgang van die andere weide, waardoor we op het gangpad konden geraken zonder dat Joke door de diepe modder moest. Een beetje met stomheid geslagen haalde ik Joke in en begon de draden te openen. Zij bleef beleefd wachten tot ik de doorgang had vrijgemaakt en begaf zich dan voorzichtig via het gangpad in de richting van de therapieweide, terwijl ik achter haar witte kont om de draden opnieuw sloot.

Op zoek naar een logische verklaring van wat er zojuist was gebeurd, ging ik ervan uit dat Stella deze weg misschien wel al gebruikt had. Stella draagt namelijk goed zorg voor Joke en misschien had zij het al gezien dat ze het oude paard via deze weg gemakkelijker uit de weide kon halen. Enkele dagen later vertelde ik bovenstaand verhaal aan Stella, die er blijkbaar zelf nog nooit aan had gedacht… Alle pluimen waren voor Joke, die zelf een oplossing bedacht had om met mij mee te kunnen komen zonder haar voeten onnodig nat te maken. Ik was, zoals gewoonlijk, onder de indruk van haar oplossingsvermogen.

 

Dit typeerde Joke wel, ze zou er altijd voor zorgen dat haar noden en behoeften vervuld werden. Ze kon als geen ander duidelijk maken op welk plekje ze precies jeuk had, waar ze graag wou gemasseerd worden, welke beloningen ze het lekkerste vond… ze zou nooit iets tekortkomen. Net daarom was ze denk ik ook zo goed in therapie, ze kon zich volledig focussen op wat de persoon voor haar nodig had, gezien al haar eigen noden vervuld waren.

 

Tijdens therapie ging zij ook steeds opzoek naar oplossingen, hoewel dit mogelijks niet altijd zo voelde voor de deelnemers… Ze kon duidelijk grenzen stellen waar die nodig waren, of ze net opzoeken wanneer iemand er niet in slaagde plaats in te nemen. Joke kon evenzeer zorgzaam en steunend zijn, voorzichtig maar vastberaden. Over de jaren heen kreeg ze heel wat rollen aangemeten, vaak als ‘goede moeder’, ‘de zus zoals ik ze nodig had toen ik klein was’, de buffer die bescherming biedt, de spiegel die geen vermommingen verdroeg, …

 

Haar allerbelangrijkste rol echter, was die van trouwe vriendin. Naast ‘mijn collega’, was Joke ook voor mij een hechte bondgenoot met wie ik over de jaren heen veel lief en leed mocht delen. Een stukje van mij had Joke heel erg nodig toen zij in 2017 ineens deel kwam uitmaken van mijn leven. Een stukje van mij is fundamenteel anders dankzij haar passage. Dat stukje van mij zal, denk ik altijd, onbewust, opzoek gaan naar een wit vlekje in de kudde.

 

Over de jaren heen, schreef ik heel wat odes aan Joke, het kleine witte paard dat voor zo veel mensen zo ontzettend veel betekend heeft. Dit wordt hoogstwaarschijnlijk de laatste. Tijdens Joke haar lange leven, heeft zij vele mensen gekend, geholpen, geleerd en ondersteund. De meesten van hen heb ik zelf nooit ontmoet. Ik denk graag aan hoe zij zich bij zo veel mensen een weg heeft gebaand naar hun hart en daar een stukje heeft veroverd. Moest je al die stukjes hart, van al die mensen die Joke hebben gekend en hebben liefgehad, verzamelen en samen leggen dan zou je een hart hebben de grootte van een paard...